Woorden waarmee dirigent Bert Pfeiffer het concert van de Dual City Concert Band afsloot. Daarbij doelde hij niet eens zo zeer op zijn eigen bigband, al had dat zeker gemogen. Als het maar muziek was. Liefst goeie, natuurlijk.
Het is vrijdag-Tor-avond 5 november 2021 in het Mystiek Theater in Enschede. Als eerder geschreven: fijne plek, een prima alternatief voor de Walstraat die als ruimte minder Corona-proof is. Goede keuze. Het zal wel vloeken in de kerk der Tor-puristen zijn, maar het mag voor mij zo blijven. Sfeervol, intiem en toch de ruimte. Goed zitten, goed staan, beste catering (met onze eigen vertrouwde bediening) en bovenal een artiestenwaardig podium (desnoods twee, zo bleek de vorige keer). Tenslotte: volop parkeergelegenheid op eigen terrein. Tuurlijk, op deze plaats moet het over de act van deze vrijdag gaan, maar die ambiance draagt toch ook niet weinig bij aan het plezier van het geheel.
Dat was dit keer de vertrouwde Dual City Concert Band, sinds mensenheugenis huisorkest van de club. Nu een aantal jaren geleid door Bert Pfeiffer, trombonist en met brede speel/arrangeer/dirigeer-ervaring in tal van vooraanstaande orkesten, zoals het Glenn Miller Orchestra, het Metropole Orkest, het Jazz Orchestra of the Concertgebouw, maar ook met Cuby and the Blizzards en de Band van André Hazes.
Dit concert is gekozen voor een thematische aanpak: het werk van arrangeur/componist (trompetist/pianist) Rob Pronk (Malang 1928 – München 2012) zoals dat is te horen op de plaat ‘It happend yesterday’, in 1968 opgenomen door the Rob Pronk Jazz-Orchestra.
De bezetting van dat orkest telt de grote namen van dat moment, zoals Piet Noordijk, Ferdinand Povel, Ack van Roojen, Erik van Lier, Frans Elsen, Rob Langereis, om er een paar te noemen. Grappig dat je diezelfde muzikanten ook vaak terugvindt in de andere orkesten van dat moment zoals bij de Skymasters, het toenmalige ‘Hobby orkest’, het orkest van Rogier van Otterloo of van Jerry van Roojen. Maar dat is nu weinig anders: in de verschillende orkesten zie je vaak dezelfde mensen terug, onder een ander label, in een wat andere samenstelling. Het leuke is dat die orkesten dan toch steeds anders klinken, niet in de laatste plaats door het gekozen repertoire en de opvattingen van de dirigent.
Alle tien stukken op de ten voorbeeld gestelde LP van Pronk worden door de DCCB gespeeld: zes voor de pauze, vijf stukken erna. Met een bonus dus: The Preacher, destijds de afscheidstune van de Skymasters voor het radioprogramma Swingtime. Hoe het nu allemaal klonk? Zeer in orde.
Niet ten onrechte vroeg Pfeiffer aandacht voor de verschillende tutti-passages in de Pronk-arrangementen, als het gehele orkest tegelijk aan de gang was (hij stak soms zelfs zijn hand erbij op om het publiek erop te attenderen) en de gedeelten waarin de saxen of trombones als sectie afzonderlijk een feature hadden. Klonk heel goed, fijn om naar te luisteren.
Solistisch was het ook prima voor elkaar. Mooi verdeeld binnen de verschillende secties. Individuele kwaliteiten ruimschoots voor handen. Tot en met het slagwerk toe. Om hier dan toch één naam te noemen: drummer Dirk Ornée pakte zijn moment overtuigend.
Een avond die kan worden gerangschikt onder de rubriek ‘fijn concert’. Die thematisch aanpak bevalt wat mij betreft prima, geeft samenhang en de stukken komen niet als min of meer toevallig voorbij. Benieuwd naar het volgende project waarover Bert Pfeiffer en de DCCB zich gaan ontfermen. Kenny Clarke/Francy Boland?
Om met de dirigent af te sluiten: ‘Blijf luisteren, liefst naar goeie muziek!’ Daarvoor hebben we ook De Tor. Zo bleek deze avond maar weer.