Voeten in de muzikale klei

Drie weken geleden speelde docenten van het Zwols conservatorium op dit podium, vrijdagavond was het de beurt aan de jazzdocenten van de muziekvakopleiding uit Bremen. De link met deze noord Duitse stad was overduidelijk: huisbassist Ruud Ouwehand doceert sinds dit studiejaar aldaar, sterker nog: hij kent zijn muzikale collega’s nog uit hun Hilversumse periode. De Betuwelijn wil maar niet echt vlotten, noch de gedroomde Zuiderzeelijn Amsterdam-Groningen-Hamburg, maar deze vijf mannen zaten stevig op de rails met hún muzikale verbinding.

Het is altijd goed, wanneer docenten niet slechts doceren, maar ook nog eens met hun voeten in de muzikale klei staan, lees: op de bühne. Soms hoeven ze niet eens regelmatig met elkaar gespeeld te hebben om er een succes van te maken, zoals ook op deze avond weer eens werd bewezen. Het samenspel van trompet en saxofoon levert altijd een aangename klankkeurmelange op en voeg daarbij nog eens de meer dan interessante, veelzeggende soli van Martin Classen en Ralf Hesse (volgens Ruud Ouwehand Herman Finkers’ tweelingbroer) aan toe. Met de ritmesectie was ook niets mis: een prima meevoelende drummer Christian Schoenefeldt, het boeiende pianospel van Oliver Poppe en natuurlijk het onvolprezen spel van de levende baslegende Ruud Ouwehand zélf. Bescheiden als hij is, hij had toch nog een paar eigen composities meegenomen, waarvan er zelfs een bij was die niet een getal in de titel had: Call for the bluestrain. De andere luisterden naar even fantasierijke titels als de composities zelf: Wals No. 1 (à 2) en 20 to 2. Heel mooie dingen deed het vijftal ook met ballads als Chet Bakers I fall in love too easily en My ideal. Tot mijn persoonlijke vreugde kende Stomping at the savoy ineens een verassende bossa-feel.