Gezien het intieme karakter vroeg deze bezetting om een “overdwars-opstelling”, maar dan moet Ruud Ouwehand natuurlijk niet klinkende namen als Mike Boddé en Hermine Deurloo uitnodigen: de tent zat weer eens gezellig bomvol. Het opmerkelijke was echter dat, hoe ingetogen de muziek was, zelfs het publiek op de achterste rijen zowaar hun snaveltjes toe hielden.
Niet alleen Hermine Deurloo bespeelde haar mondharmonica voortdurend met gesloten ogen, als publiek kreeg je de neiging om dit voorbeeld te volgen, want het repertoire bestond vrijwel uitsluitend uit “gesloten ogen-muziek”. Wat deze vrouw doet met het omspelen van en variëren met bekende melodieën, grenst aan tovenaarswerk, zo mochten de Tor-gangers al diverse malen vaststellen en dat konden ze ook op deze avond doen.
Een andere muzikale coryfee was onbetwist pianist Mike Boddé, die thuis lijkt in alle stijlen en toch genoegen neemt met het noemen van een titel en een toonsoort, als broodnodige informatie, ook al herkent hij de titel niet direct. “Oh, die!”, riep hij uit, toen de eerste noten van Days of whine and roses voorgezongen werden. Laat deze man maar improviseren: hij maakt er altijd een boeiend verhaal van.
Initiator Ruud Ouwehand kan niet genoeg gelauwerd worden, maar zeker het zorgen voor nageslacht mag hem in dank afgenomen worden. Zijn oudste zoon Bas heeft zich jaren uiterst verdienstelijk gemaakt als Tor-geluidstechnicus en trombonist, zijn jongste zoon Marijn stond deze avond als special guest op de bühne. Hij zong met zijn onnavolgbaar fluwelen stem The summer knows, So in love en Fragile. Het publiek werd zelfs nog getrakteerd op een derde set en daar klonk Marijn met nog eens een Toots-compositie, diens “pensioenvoorziening” Bluesette.